Brief minister Blok: Verbetering functioneren VvE's

Verbeteringen functioneren VvE's in brief Minister Blok

Gepubliceerd: 05 juli 2014

Verbetering functioneren VvE's

 

1) Inleiding


Tijdens het Algemeen Overleg (AO) van 27 maart 2013 en het VAO van 9 april
2013 met de vaste Kamercommissie voor Wonen en Rijksdienst is met name het
functioneren van Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) aan de orde geweest en heb
ik uw Kamer een aantal toezeggingen gedaan. Ik heb aangegeven een tweetal
onderzoeken in nauwe samenwerking met VvE-Belang te zullen laten uitvoeren.
Deze onderzoeken betreffen: de wijze waarop tot opschaling of samenwerking van
kleine VvE’s in één bouwblok gekomen kan worden en de mogelijkheden tot
uniformering van de modelreglementen. Bijgaand treft u de betreffende
onderzoeksrapporten aan, alsmede de zienswijze van VvE-Belang daarop. In een
gesprek op 3 april 2014 heeft VvE-Belang haar zienswijze nader aan me
toegelicht.

 

Met deze brief doe ik u mijn conclusies toekomen omtrent de wijze waarop
gekomen kan worden tot een verbetering van het functioneren van de VvE’s. Ik ga
daarbij in op de desbetreffende onderzoeken, alsmede op een aantal andere
actuele zaken, zoals het ondersteunen van de energiebesparing bij VvE’s.
Daarnaast informeer ik u over mijn conclusies naar aanleiding van gesprekken
met het veld aangaande de motie Verhoeven (Kamerstukken II 2012/2013, 27
926, nr. 197).

 

2) Stand van zaken en nieuwe ontwikkelingen


Het functioneren van de VvE’s is al enige jaren reden tot zorg. Het u begin 2013
toegestuurde Companen rapport geeft goed weer hoe het met het functioneren
van de VvE’s gaat. Het rapport laat zien dat ongeveer tweederde van de VvE’s
naar behoren functioneert en eenderde deel matig tot slecht functioneert dan wel
‘slapend’ is. Dit laatste is zorgelijk omdat dit ten koste van het onderhoud van het
bezit en de leefbaarheid van de buurt kan gaan. Appartementseigenaren zijn
verantwoordelijk om met elkaar de gezamenlijke gedeelten van het gebouw te
onderhouden. Om te zorgen dat ook aan deze verantwoordelijkheid kan worden
voldaan, is in de wet de oprichting van een VvE verplicht gesteld en is elke
appartementseigenaar hier automatisch lid van. Daarmee zijn de wettelijke kaders
op zich helder, de uitvoering en toepassing in de praktijk is het vraagstuk waar het
om gaat.

 

In dit verband is er in eerdergenoemd AO gesproken over de vraag of het mogelijk
is:

- te komen tot een vorm van samenwerking tussen kleinere VvE’s of samenvoe-
ging van kleinere VvE’s tot grotere, beter bestuurde VvE’s;
- te bevorderen dat bij een VvE voldoende geld wordt gereserveerd voor toe-
komstig onderhoud, zodat het (groot) onderhoud ook daadwerkelijk kan wor-
den uitgevoerd wanneer dat nodig is;
- te komen tot een uniformering en mogelijk ook vermindering van de modelre-
glementen voor VvE’s (er zijn sinds 1973 vier opeenvolgende versies van de
modelreglementen tot stand gebracht, die alle nog hun doorwerking hebben in
de individuele akten, afhankelijk van het jaar waarin het desbetreffende appar-
tementsgebouw is ontstaan);
- de juridische positie van VvE’s op onderdelen te verbeteren.

 

De onderzoeken laten enerzijds zien dat het vanwege de aard van de VvE (een
splitsingsakte is een privaatrechtelijke overeenkomst) in een aantal opzichten niet
eenvoudig is hierin van overheidswege -als verbetering bedoelde- veranderingen
aan te brengen. Anderzijds dragen de onderzoeken ook diverse uitvoerbare
verbeterpunten aan, waar ik hieronder nader op inga.

 

Verder constateer ik dat de ontwikkelingen in de VvE-branche niet stilstaan. Zo is
onlangs de branchevereniging VvE-Beheerders (BVVB) opgericht en heeft een
consortium van belangenpartijen het initiatief genomen tot het ontwikkelen van
een persoonsgebonden bekwaamheidscertificaat voor VvE-beheerders. Waar nodig
en mogelijk worden dergelijke (branche)initiatieven door het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ondersteund.

 

De pilot van het machtigingsmodel laat de eerste voorzichtige resultaten zien. Het
per 1 juli 2011 op verzoek van gemeenten geïntroduceerde machtigingsmodel
geeft een gemeente meer mogelijkheden om in aangewezen gebieden waar de
leefbaarheid onder druk staat preventief in te grijpen bij VvE’s die aantoonbaar
niet functioneren. Omdat er door de gemeenten tot 2012 nog geen gebruik
gemaakt is van de mogelijkheden van het machtigingsmodel, zijn de gemeenten
Rotterdam en Den Haag met betrokkenheid van het ministerie van BZK vorig jaar
een pilot gestart waarbij in beide gemeenten bij vijf niet-functionerende VvE’s
ervaring wordt opgedaan met dit nieuwe wettelijke instrumentarium. Inmiddels is
de eerste procedure op 13 februari 2014 afgerond en heeft de gemeente Den
Haag de machtiging van de Kantonrechter gekregen. De overige procedures tot
verkrijging van machtiging lopen nog. De gemeenten geven aan dat de
zorgvuldige voorbereiding van de pilot iets meer tijd heeft gekost dan vooraf
ingeschat, maar dat nu kan worden voortgebouwd op de verkregen ervaring.
Begin 2015 wordt u geïnformeerd over de resultaten van de pilot.

 

3) Activering kleine VvE’s door onderlinge samenwerking of ’opscha-
ling’?


Met name de grote steden, zoals Den Haag, Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en
Groningen, kennen veel kleine VvE’s. Een VvE bestaande uit twee of drie apparte-
mentseigenaren komt daar zeer vaak voor. Het Companenrapport uit 2013 laat
zien dat zich juist bij de kleinere VvE’s de grootste problematiek voordoet. Door
de zeer beperkte omvang van de VvE’s komt relatief vaak de besluitvorming over
beheer, (groot) onderhoud en/of woningverbetering niet van de grond. Veel van
deze kleinere VvE’s bevinden zich in één bouwblok, zoals in de bekende portiek-
woningen. Uiteindelijk betekent deze situatie dat er te weinig aan het onderhoud


wordt gedaan en er (structureel) onderhoudsachterstanden ontstaan. Hierdoor is
de gedachte ontstaan of het niet mogelijk zou zijn een aantal kleine VvE’s samen
te laten werken of samen te voegen tot één grotere VvE (“opschaling”).

 

Onderzoeksbureau Companen heeft in opdracht van VvE-Belang en het ministerie
van BZK onderzocht hoe de VvE’s in de praktijk aankijken tegen opschaling en
samenwerking en wat de juridische mogelijkheden en valkuilen zijn. Companen
geeft aan dat het effect van het bereiken van schaalgrootte voor- en nadelen
heeft. De VvE kan professioneler worden bestuurd en beheerd. Dit kan directe
consequenties hebben voor de onderhoudsstaat en de waarde van het gebouw en
de verkoopbaarheid. Op buurtniveau kan de schaalvergroting de woon- en
leefbaarheid van de woonomgeving positief beïnvloeden. Verder geeft Companen
aan dat het onderhoud niet vanzelfsprekend goedkoper wordt door opschaling:
kleine VvE’s kunnen vaak onderhoud goedkoop regelen door het bijvoorbeeld
deels zelf uit te voeren; iets wat op grotere schaalgrootte lastiger is.

 

Het rapport beschrijft vijf vormen van samenwerking, van incidentele samen-
werking tot fusie, waarbij per vorm ook pakkende voorbeelden uit de praktijk
worden aangehaald. Zowel de VvE’s als de geraadpleegde juristen concluderen dat
samenwerking kan bijdragen aan succesvol beheer, maar dat de haalbaarheids-
grens ligt bij het uit handen geven van bevoegdheden. Zodra bevoegdheden
moeten worden overgedragen aan een overkoepelende organisatievorm is er
meestal geen bereidheid bij betreffende VvE’s (vanwege bijvoorbeeld verschil in
staat van onderhoud en/of de hoogte van de reservering). Daarnaast is dit
juridisch bijna niet te realiseren.

 

Samen met VvE-Belang onderschrijf ik het belang van samenwerken op vrijwillige
basis: dit kan positief bijdragen aan het functioneren van de VvE’s. Het is goed als
dit door de gemeenten en belangenverenigingen wordt gestimuleerd, waardoor
bijvoorbeeld de onderhoudsstaat binnen één bouwkundig blok (met meerdere
VvE’s) beter en homogener wordt. En er kans bestaat op intensievere en blijvende
samenwerking tussen betrokken VvE’s.

 

4) Reservering voor en financiering van onderhoud


Het is van groot belang dat er tijdig en voldoende wordt gereserveerd voor het
toekomstige onderhoud. Het Burgerlijk Wetboek legt dit sinds 2008 ook in
algemene zin op aan VvE’s. Men is verplicht te zorgen voor een
onderhoudsreserve ‘ter bestrijding van andere dan de gewone jaarlijkse kosten’.
Veel VvE’s voldoen hier aan, bijvoorbeeld op basis van een meerjarenonderhouds-
plan (MJOP). Maar helaas zijn er ook de nodige VvE’s die hier nog niet aan
voldoen. Wettelijk gezien zijn VvE’s met een heel lage onderhoudsreservering niet
in overtreding. Dit komt doordat er na discussie met uw Kamer in 2008 voor is
gekozen om de omvang van deze nieuwe verplichting niet nader te regelen en
eerst te bezien hoe dit in de praktijk zou uitwerken. In het modelreglement van
2006 is overigens wel de eis opgenomen dat het reservefonds gevuld dient te
worden ter uitvoering van het opgestelde MJOP. Voor andere, eerdere gesplitste
complexen geldt deze eis niet, terwijl juist bij die complexen - gezien de
ouderdom - de onderhoudsbehoefte vaak groter is.

 

Dit helpt VvE-bestuurders niet die serieus invulling willen geven aan hun taken en
verantwoordelijkheden. Ook diverse partijen, zoals VvE-Belang, de gemeente
Rotterdam en een aantal beheerders, geven aan dat in aanvulling op de reeds
bestaande privaatrechterlijke verplichting, het wettelijk voorschrijven van een


minimumomvang van het reservefonds zeer wenselijk is en een stimulerende
werking zal hebben. Vraag daarbij is wel op welke grondslag dit dan gebaseerd
zou kunnen worden: de WOZ-waarde, de herbouwwaarde of het MJOP. Een MJOP
geeft het beste weer hoe de staat van het gebouw is en welke
onderhoudsingrepen er aan zitten te komen. Vanuit die optiek zou een MJOP dus
de voorkeur verdienen. Nadeel is echter dat dit alle VvE’s zou verplichten een
MJOP op te laten stellen, wat zeker voor kleine VvE’s een forse financiële last
betekent. Een percentage van de waarde van het pand leidt niet tot een dergelijke
kostenpost. De herbouwwaarde, zoals ook gehanteerd in de op grond van het
modelreglement benodigde brand- of opstalverzekering, geeft de beste indicatie
van de kosten die gemaakt moeten worden om een pand in goede staat te
houden.

 

Het onderzoeksrapport “Onderzoek naar mogelijkheden tot modernisering van
wet- en regelgeving in het kader van het verbeteren van het functioneren van
VvE’s” geeft aan dat diverse (praktijk)deskundigen denken dat een dergelijk
minimumpercentage in sommige gevallen te hoog zal zijn. Dit is bijvoorbeeld het
geval bij relatief nieuwe panden. Gedacht zou kunnen worden aan een percentage
van de herbouwwaarde, eventueel in combinatie met een MJOP. Het - door een
deskundige opgestelde - MJOP biedt dan ruimte aan de VvE om gemotiveerd af te
wijken van de standaardnorm gebaseerd op een percentage van de
herbouwwaarde.

 

Het overleg met VvE-Belang en de G4 heeft mij er van overtuigd dat het opnemen
van een minimumpercentage voor de onderhoudsreservering goedwillende
appartementseigenaren en VvE-bestuurders op dit vlak een extra instrument in
handen geeft om zelf voldoende reservering tot stand te brengen. Waarbij indien
nodig een beroep op de rechter gedaan kan worden. Daarbij is belangrijk dat goed
functionerende VvE’s geen last zullen hebben van deze verplichting, omdat zij
reeds voldoende sparen en vaak MJOP hebben. Verder leidt dit er toe dat bij
aankoop van een appartement direct rekening wordt gehouden met de juiste
maandlasten, inclusief de benodigde reservering voor onderhoud. Zodoende kan
in de toekomst worden voorkomen dat appartementseigenaren de kosten voor het
benodigde onderhoud niet kunnen betalen.

 

Ik ben voornemens om, in lijn met het meest recente modelreglement (2006),
een minimum vulling van het reservefonds in het Burgerlijk Wetboek op te nemen.
Mijn bedoeling is om uit te gaan van een percentage van de herbouwwaarde met
de mogelijkheid hier gemotiveerd van af te kunnen wijken op basis van een MJOP.
Hierbij hebben een redelijke overgangstermijn en een mogelijke gefaseerde
invoering mijn aandacht.

 

5) Financiering van onderhoud


In geval een VvE onvoldoende middelen heeft gereserveerd voor het op korte
termijn benodigde onderhoud, is er op zich de mogelijkheid om eenmalig een
stevige bijdrage ter dekking van betreffende onderhoudskosten te vragen aan de
leden van de VvE. Vraag is echter of alle leden een dergelijk (eenmalige) storting
kunnen betalen. Indien dit niet geval is, zou gedacht kunnen worden aan het, als
VvE, aantrekken van een lening.

 

In de meeste modelreglementen (en daarmee ook de individuele akten) staan
echter beperkingen aangegeven die het lastig maken voor de VvE om langere
contracten aan te gaan dan voor de periode van 1 jaar. Hieronder valt ook het


aangaan van financiering. Verder speelt mee dat de hoofdelijke aansprakelijkheid
binnen de VvE er voor zorgt dat in de praktijk de leden van een VvE niet snel
geneigd zijn in te stemmen met het aantrekken van een dergelijke lening. Effect
hiervan is dat een patstelling kan ontstaan, met als gevolg dat het noodzakelijke
onderhoud op de lange baan wordt geschoven. Ditzelfde vraagstuk speelt bij het
aantrekken van financiering voor energiebesparingsmaatregelen.

 

6) Verduurzaming


Verduurzaming en het energiezuinig maken van de gebouwde omgeving is een
belangrijk speerpunt van mijn beleid. Daarbij wordt specifieke aandacht gegeven
aan de meergezinswoningen in particulier eigendom. Dit omdat VvE’s tot nu toe
duidelijk minder doen aan energiebesparing dan eigenaren van grondgebonden
woningen. De ongeveer 120.000 VvE’s vertegenwoordigen ongeveer 1,8 miljoen
woningen en appartementen. Hier valt dus grote winst te behalen voor wat betreft
het te bereiken besparingsdoel. Ook in het Energieakkoord voor duurzame groei is
het belang van energiebesparing bij appartementen onderkend. Afgesproken is
dat in 2014 een brede werkgroep zal worden ingericht die zich specifiek met VvE-
thema’s gaat bezighouden met tot doel met concrete verbeteradviezen te komen.
Deze werkgroep is inmiddels operationeel en wordt getrokken door VvE-Belang.

 

Een goed eigenaar zorgt voor goed onderhoud en dat zijn bezit met de tijd
meegaat door het waar nodig te moderniseren en te verduurzamen. Dit is
maatschappelijk van belang, maar ook voor de eigenaar zelf: het draagt bij aan
het waardebehoud van het pand en zorgt voor vermindering van de woonlasten.
Verduurzaming kan immers leiden tot een besparing op de energierekening
doordat de maatregelen zich op termijn terugverdienen, waardoor per saldo de
totale woonlasten verminderen.

 

Verduurzaming in de vorm van energetische besparing en energie-opwekking
(door middel van bijvoorbeeld zonnepanelen of wko-systemen) zou daarmee
mogelijk een taak van de VvE kunnen worden. Zo is in het Bouwbesluit 2012 al
opgenomen dat bij ingrijpende renovatie voor wat betreft de thermische isolatie
de nieuwbouweisen gelden in plaats van het zogenoemde rechtens verkregen
niveau. Op dit moment wordt verduurzaming veelal gezien als iets wat buiten het
reguliere onderhoud valt, waar niet voor wordt gereserveerd en waarvoor geldt
dat bij besluitvorming over te treffen (verduurzamings)maatregelen een
gekwalificeerde meerderheid1 vóór dient te zijn. Daarnaast verschillen VvE-
juristen hierdoor van mening of het aangaan van een lening door de VvE voor
verduurzaming mogelijk is. Ook speelt de hoofdelijke aansprakelijkheid een rol bij
het lenen door een VvE. Effect van dit alles is dat de verduurzaming van het VvE-
bezit in de praktijk tot nu toe moeilijk tot stand komt.

1 van tweederde of hoger, afhankelijk van wat hierover precies in de akte is opge-
nomen


Ik acht het wenselijk hierin verbeteringen aan te brengen, met doel te bereiken
dat het treffen van verduurzamingmaatregelen voor VvE’s wordt vergemakkelijkt.
Ik heb in dit verband goede hoop dat de bevindingen van de eerdergenoemde
werkgroep zullen zorgen voor een nadere invulling en uitwerking. Indien in dit
kader mocht blijken dat het nodig is bepaalde belemmeringen in wet- en
regelgeving weg te nemen, ben ik bereid die op korte termijn serieus naar te
kijken en waar nodig aan te pakken.

 


Daarnaast vind ik het van belang dat ook appartementseigenaren –ter
verduurzaming van hun bezit- gebruik kunnen maken van de laagrentende
leningen van het onlangs opgerichte Nationaal Energiebespaarfonds. In de eerste
plaats kan dit door als individuele appartementseigenaar, gelijk een eigenaar van
een grondgebonden woning, een leningsaanvraag in te dienen. Maar als niet alle
afzonderlijke VvE-eigenaren dit willen doen, bijvoorbeeld omdat men voornemens
is te gaan verhuizen, komt de financiering van de door de VvE gewenste verduur-
zamingsmaatregelen vaak niet rond.

 

Een oplossing hiervoor kan gevonden worden door middel van het verstrekken van
een laagrentende lening aan de VvE. Ik onderzoek daarom, zoals ook aangegeven
in mijn brief van 15 november 2013 over het Energieakkoord (Kamerstukken II,
2013/2014, 30 196, nr. 223), de mogelijkheden om de 35 miljoen euro die als
gevolg van het begrotingsakkoord is toegevoegd aan de middelen van het
revolverend fonds gericht in te zetten voor VvE’s, die hun bezit willen verduur-
zamen. Aandachtspunt daarbij is het aspect van de hoofdelijke aansprakelijkheid
en de relatieve onbekendheid van banken met de doelgroep VvE’s. Voor wat
betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid, ben ik aan het verkennen of het mogelijk
is deze te ondervangen door een vorm van zekerheidstelling en of een
wetswijziging hier een antwoord op is.

 

7) NHG in relatie tot functioneren VvE


Het eerdergenoemde Companenrapport uit 2013 gaf als verbetersuggestie aan
een mogelijke koppeling aan te brengen tussen de toekenning van NHG en het
functioneren van de VvE. Tijdens het AO van 27 maart 2013 heb ik u aangegeven
deze gedachte samen met de stichting WEW (die de NHG uitvoert) nader te zullen
onderzoeken. Na gesprekken met belanghebbenden en het WEW ben ik tot de
conclusie gekomen dat een directe koppeling onwenselijk is, omdat hiervan een
belemmerende werking uit kan gaan voor de aan- en verkoop van appartementen.

 

8) Uniformering modelreglementen en juridische vraagstukken


Het in gezamenlijk opdracht van VvE-Belang en het ministerie van BZK door de
Open Universiteit uitgevoerde onderzoek naar de (on)mogelijkheden van de
uniformering van de modelreglementen, geeft veel inzicht in de werking van de
huidige wet- en regelgeving met betrekking tot de VvE’s. De informatie werd
verzameld middels een tweetal expertmeetings en interviews met 20 professionals
die op verschillende wijzen beroepsmatig veel met VvE’s te maken hebben,
variërend van juristen tot beheerders.

 

Als een gebouw opgedeeld (gesplitst) wordt in appartementen ontstaat er een
VvE, alle eigenaren zijn daar verplicht lid van. In de splitsingsakte wordt o.a. het
aandeel in de gemeenschappelijke delen en het stemrecht (breukdeel), de
verdeling van de gemeenschappelijke lasten en de bijbehorende rechten en
plichten beschreven. Afhankelijk van het jaar waarin de splitsing heeft
plaatsgevonden is de splitsingsakte meestal gebaseerd op het voor dat moment
meest actuele modelreglement. Er zijn in de loop der jaren vier opeenvolgende
versies van de modelreglementen tot stand gebracht. In elke actualisering werd
het eerdere modelreglement aan de tijdgeest aangepast. Dit kan bij
(aspirant)kopers tot veel onduidelijkheid leiden, doordat de akten onderling
verschillen. Dit maakt goede uniforme voorlichting van bijvoorbeeld een
(aspirant)koper lastig. Men moet de afzonderlijke akte goed lezen om te begrijpen
welke bepalingen van toepassing zijn. In 1973 was verduurzaming bijvoorbeeld
nog helemaal geen thema en zijn er afwijkende stemverhoudingen ten opzichte


van het modelreglement 2006. Kortom, de oude reglementen bevatten een aantal
spelregels waarvan men zich kan afvragen of deze nog voldoende aan de eisen
van de huidige tijd zijn aangepast.

 

Vandaar dat er een roep om uniformering en modernisering is. Het onderzoek laat
zien dat de betrokken experts verdeeld zijn over de vraag hoe er tot een vorm van
uniformering gekomen kan worden. Wel is er de vrij algemeen gedeelde conclusie
dat het algemeen verbindend verklaren van het huidige modelreglement niet
zonder meer mogelijk is. Ook VvE-Belang geeft aan dat één nieuw reglement voor
iedereen, juridisch moeilijk haalbaar en bovendien relatief kostbaar is voor de
VvE’s. Dit laatste omdat dan alle oude akten, door tussenkomst van de notaris
aangepast moeten worden. Ik deel deze conclusies.

 

In het verlengde hiervan constateer ik samen met VvE-Belang dat het
modelreglement uit 2006 aan een update toe is en dat bezien zou kunnen worden
welke onderdelen van dat reglement zo belangrijk zijn dat die beter in de wet
opgenomen zouden kunnen worden, zodat die dan –zonder dat afzonderlijke aktes
hoeven te worden aangepast- voor elke VvE gelden. Ik acht het een goede zaak
dat de branche wil komen tot een nieuw breed gedragen modelreglement, waarbij
ook wordt bezien welke delen in de wet zouden kunnen opgenomen. Daarbij
onderschrijf ik het belang dat naast notarissen en advocaten (commissie
Beekhuis), de appartementeigenaars zelf nadrukkelijk worden betrokken, evenals
andere partijen uit de markt zoals professionele beheerders en belangenbe-
hartigers.

 

Overigens is er in België al wel ervaring opgedaan met het invoeren van een
nieuwe set wet- en regelgeving voor VvE’s. Daarbij zijn de VvE’s met een
splitsingsakte die niet meer voldeed aan de nieuwe bepalingen verplicht deze
binnen een bepaalde termijn door een bevoegd persoon daarmee in
overeenstemming te laten brengen. Vertaald naar de Nederlandse setting
betekent dit voor de VvE’s een gang naar de notaris, met bijbehorende kosten.

 

Het rapport benoemt verder een aantal vraagpunten ten aanzien van de vigerende
regelgeving. Deze vergen veelal wetswijziging en dienen daarom eerst zorgvuldig
te worden onderzocht en uitgewerkt, daarbij kunnen ervaringen in het buitenland
als inspiratie dienen. Waar mogelijk wil ik de betreffende suggesties meenemen
bij de wetswijziging die nodig is voor de verplichte minimumhoogte van het
reservefonds en het vergemakkelijken van het aangaan van een lening. Leidend
uitgangspunt voor een aanpassing van wet- en regelgeving omtrent VvE’s is mijns
inziens dat die ervoor moet zorgen dat het functioneren van de VvE wordt
bevorderd en de bestuurders van de VvE beter in staat zijn hun werk te doen.

 

9) De rechtspersoon van een VvE


Tijdens het VAO van 9 april 2013 heeft de heer Verhoeven (D66) bij motie
(Kamerstukken II 2012/2013, 27 926, nr. 197) verzocht om te bezien of de
inschrijving in het Handelsregister ertoe leidt dat een VvE gezien wordt als bedrijf,
met extra kosten tot gevolg bij bijvoorbeeld haar bankzaken. In reactie op de
motie is toegezegd deze vraag met o.a. de banken te bespreken.

Om de lasten voor ondernemers te drukken zijn overigens eerst per 1 januari
2013 de inschrijvingskosten voor het Handelsregister afgeschaft. Vervolgens heeft
op 20 juni 2013 Kamerlid Óztürk (PvdA) bij motie (Kamerstukken II 2012/2013,
33 553, nr. 12) verzocht tot herinvoering van de inschrijfvergoeding. De Tweede
Kamer heeft deze motie aangenomen. Dit leidt ertoe dat per 1 januari 2014 weer


een inschrijfvergoeding moet worden voldaan; hetgeen dus ook geldt voor
inschrijving in het Handelsregister door een VvE.

 

Tijdens het gesprek met de banken en uit contact met andere partijen uit de
branche is gebleken dat de VvE wordt gezien als zakelijk gebruiker. Ik deel deze
zienswijze: zelfs een niet-ingeschreven VvE blijft een vereniging met volledige
rechtspersoonlijkheid, die deelneemt aan het handelsverkeer, met door de notaris
opgemaakte statuten en splitsingsakte. De inschrijving in het Handelsregister is
hier dus niet op van invloed. De organisatievorm van de VvE verandert door de
inschrijving in het Handelsregister niet en de zienswijze van banken en bedrijven
evenmin. Ik heb naar aanleiding van deze gesprekken geconcludeerd dat ‘sec’ de
inschrijving van de VvE in het Handelsregister niet leidt tot een verhoging van de
kosten voor een VvE.

 

Vooruitblik

De bijgevoegde onderzoeken geven een goed beeld van de vragen waarmee VvE’s
in de praktijk worden geconfronteerd en de complexiteit van het appartements-
recht waar appartementseigenaren, bestuurders en professionals dagelijks mee te
maken hebben. Het is aan alle betrokken partijen, vanuit eigen rol en verantwoor-
delijkheid, verbetering in het functioneren van VvE’s te bewerkstelligen.

 

Geconstateerd kan worden dat er ook al de nodige zaken lopen die hieraan
bijdragen: VvE-belang doet veel aan voorlichting en kennisbevordering,
gemeenten zijn gericht bezig met de activering van VvE’s en er wordt gewerkt aan
kwaliteitsverhoging bij VvE-beheerders. De onderzoeken geven aan dat dit kan
worden versterkt door een aantal aanpassing in de op VvE’s van toepassing zijnde
regelgeving. Ik zal daarbij prioriteit geven aan het komen tot een verplichte
minimale vulling van het reservefonds en het makkelijker maken en verduidelijken
van het aangaan van financiering ten behoeve van verduurzaming.

Daarnaast vind ik het onwenselijk dat bepaalde knelpunten in de wet- en
regelgeving het goed functioneren van VvE’s soms in de weg lijken te staan. De
overige aangereikte verbetersuggesties verdienen daarom aandacht en zullen
nader op haalbaarheid en effectiviteit worden onderzocht. Daarbij zullen ook enige
verdiepende onderzoeken, in samenwerking met VvE-Belang worden uitgevoerd.

 

De rest van het jaar 2014 zal ik gebruiken om de voorstellen die wet- en
regelgeving aangaan nader uit te werken en deze hoop ik u in 2015 voor te
leggen. Ik verwacht dat de beschreven combinatie van beoogde maatregelen in de
komende jaren zal zorgen voor een duidelijke verbetering van het functioneren
van VvE’s en vooral voor een verbetering van de staat van het VvE-bezit.

 

De minister voor Wonen en Rijksdienst,

 

 

 

 

drs. S.A. Blok

VvE Helpdesk Advies nodig voor uw VvE?

Raadpleeg onze VvE Helpdesk, een praktische vraagbaak en sparringpartner die uitkomst biedt bij uw VvE vraagstukken.

Reacties Laat een bericht achter
Log in met uw profiel

Om een reactie te kunnen plaatsen heeft u een profiel nodig.

Inloggen
Leeslijst
Wij waarderen uw privacy.
Wij en onze partners gebruiken technologie, zoals cookies, op onze website om advertenties te personalificeren en om verkeer te analyseren. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met ons Privacy & Cookiebeleid.